starchitecten

Marlies Rohmer

Architectuur als balsem voor de ziel

Marlies Rohmer had in de jaren ’80 aan de TU Delft docenten met klinkende namen: Rem Koolhaas, Jaap Bakema, Aldo van Eyck, Herman Hertzberger, Carel Weeber. Tijdens haar studie Architectuur en Stedenbouw werkte ze ook voor Koolhaas. Maar de drang zelfstandig te kunnen opereren was groot. Dus opende de artsendochter, die inmiddels had leren metselen, meteen na haar afstuderen in 1986 een eigen bureau. Ze pakte de Gouden Gids en belde van A tot Z alle projectontwikkelaars af. Nog steeds een tip aan haar studenten nu. ‘Het is als je jong bent een heel goede manier. Er wordt vaak gedacht: leuk, die geef ik wel een klusje.’ Marlies Rohmer zelf haalde zo in haar begintijd onder andere opdrachten binnen van ABN en ING.

In de tussenliggende jaren heeft het Amsterdamse bureau Marlies Rohmer Architecture & Urbanism veelbekroond werk geleverd. Op uiteenlopend terrein en variërend in type en schaal: van woonwijken, residentiële en utilitaire projecten tot herbestemming van bestaande gebouwen, en complexe stedelijke vernieuwing. Een school, moskee, zwembad, woningen, stedenbouwkundig plan. Inspirerende diversiteit, zegt de architect, altijd met het doel de gebouwde omgeving beter te maken.
Niet zelden met Rohmers opvallende bakstenen gevels, een aanpak die haar in het buitenland de bijnaam ‘Brickwork Queen’ heeft opgeleverd. Baksteen is ook terug te zien in de gevel van de nieuwe Maggie’s Centre in Groningen. Dit is een vestiging van een groeiende internationale keten, die grote architecten betere ruimtes laat bouwen voor kankerpatiënten. Kalme, mooie, weldadige gebouwtjes voor lotgenoten en hun naasten; ruimtes die bijdragen aan wellness, en een betere kwaliteit van leven ondanks de diagnose. ‘Ik noem het zelf een healing environment,’ zegt Marlies Rohmer. Een helende omgeving, met tuinen van de befaamde landschapsarchitect Piet Oudolf.

Het concept van de Maggie’s Centres komt uit het Verenigd Koninkrijk. De gebouwtjes zijn genoemd naar de Schotse schrijfster en tuindesigner Maggie Keswick Jencks, die een kankerdiagnose kreeg en dit nieuws moest verwerken op een ziekenhuisgang zonder ramen. Dat moest anders kunnen. Daarom bedacht ze met haar man, de Amerikaanse landschapsarchitect en architectuurhistoricus Charles Jencks, een blauwdruk voor betere ruimtes voor deze patiëntengroep. Het eerste centrum werd geopend in 1996 in Edinburgh; nu staan er bijna dertig door het hele land. Het zijn inloopcentra waar patiënten en hun naasten kosteloos terecht kunnen voor praktische, emotionele en sociale steun. Er zijn geen wachtlijsten, verwijzing is niet nodig. De ruimten zitten niet ín ziekenhuizen, maar staan er vlakbij.
Grote architecten hebben al voor Maggie’s ontworpen. Onder andere Norman Foster, Frank Gehry, Zaha Hadid, Daniel Libeskind, Rem Koolhaas. Buiten het Verenigd Koninkrijk verschijnen nu ook vestigingen: in Barcelona, Hong Kong, Tokyo, het Noorse Stavanger. En sinds kort staat er een Maggie’s Centre in Groningen, van Marlies Rohmer. De architect vertelt hierover aan DVW.

Hoe bent u bij het Maggie’s Centre voor Groningen betrokken geraakt?
“Er was een selectiecommissie die een rijtje architecten voor deze opdracht had bedacht, naast mij waren er nog twee kandidaten. Er was geen juryrapport, maar mijn ideeën sloten aan bij wat de bedoeling was. Ik had al veel maatschappelijke projecten gedaan en mijn bureau kijkt altijd naar diepere betekenis. Wij onderzoeken nieuwe formats en veranderende ideeën, ook binnen de zorg, en benaderen analytisch en intuïtief. Zoeken naar de beste oplossing, voor een gebouw met een eigen karakter. Bij ons moet het antwoord altijd uitstijgen boven wat er wordt gevraagd. Zo werkte het ook bij het Maggie’s Centre. Dat moest niet zomaar een standaard ziekenhuisruimte worden, er zit een gevoel achter. Maggie’s maakt van een doorgaans gesloten ziekenhuisomgeving een meer open en publieke situatie. Het is een healing environment met ruimtes die, naar behoefte, geborgenheid bieden en openheid.
Een andere reden dat het goed aansloot was, dat ik bereid was mee te helpen aan fondsenwerving. Maggie’s is een onafhankelijke liefdadigheidsorganisatie. Die ontvangt in het Verenigd Koninkrijk vaak grote giften, en daarmee is dan in één klap de hele financiering rond voor de bouw. Maar dat lag anders in Groningen, geld heeft hier een grote rol gespeeld. Het was op een gegeven ogenblik nog de vraag of het wel door kon gaan. Ik heb daar zelf hard voor gevochten, en heb partijen met wie ik al veertig jaar samenwerk gevraagd om hun ondersteuning. Maggie’s Groningen heeft daardoor veel materialen gekregen. Bakstenen, kiezels, vloeren, materialen van restpartijen.”

Hoe bent u gekomen tot het eindontwerp voor Maggie’s?
“Ik ben in Groot-Brittannië rond gaan rijden om de al bestaande Maggie’s Centres te zien. Om te noteren wat me het meeste aansprak, en wat er wel en niet goed werkte. Je zag bijvoorbeeld dat de centra allemaal één grote berging hadden, met daarin veel rommel. Die heb ik onderverdeeld in kleinere bergruimtes. Die ruimte won ik door kleinere kamers te tekenen dan in Nederland gebruikelijk is. Wij denken snel aan 20 vierkante meter, maar dat is helemaal niet nodig; dat zie je in Engeland goed, kleinere kamers zijn daar normaal en ze zijn prettig.
De Britse Maggie’s Centres zijn door veel verschillende architecten gemaakt. Het ontwerp van Gehry in Dundee sprak me aan, en dat van Foster in Manchester. Voor mij was het ontwerp van OMA van Rem Koolhaas in Glasgow een van de interessantste. Rem kan als geen ander sublimeren. Ik vond het mooi hoe er steeds zicht is op de tuin. Maar toen hoorde ik dat de gebruikers elkaar altijd lopen te zoeken omdat er in een cirkel is gebouwd. Ik heb veel vestigingsleiders gesproken van de Maggie’s Centres. Dat heeft me informatie gegeven voor de opdracht. De beste Britse centra bleken de gebouwtjes te zijn die helemaal niet zo overzichtelijk waren. Ik heb vervolgens zelf voor Groningen een centraal punt gemaakt, met een keuken, maar verder is het een stelsel van plekken, het meandert. Daardoor kun je met z’n allen bij elkaar zijn, maar ook apart zitten. Het was heel inspirerend samen met Charles Jencks te hebben kunnen ontwerpen. Bij hem thuis aan de keukentafel in Londen. Het was een grote klap, ook voor het project, toen hij in 2019 overleed. Het heeft veel tijd gekost voor het Maggie’s Centre in Groningen echt een feit was. Er zijn, door uiteenlopende meningen, belangrijke ontwerpaanpassingen geweest. Eerst moest het groot, toen kleiner en compacter, en het is zelfs nog de vraag geweest of het allemaal wel door kon gaan. Maar zoals ik er nu naar kijk is het in grote lijnen een heel goed gebouwtje geworden.”

Welke elementen dragen voor u bij aan een healing environment?
“Op stedenbouwkundig niveau was ik twintig jaar geleden al bezig met wellness. Mijn ideeën daarover, die ik ook heb benoemd in mijn boek ‘Bouwen voor de Next Generation’, zijn toegepast in de Sportheldenbuurt in Amsterdam. Onder andere door belangrijke sport- en spelmogelijkheden in de wijk, en het mee-ontwerpen van meer ontmoetingskansen voor bewoners, een soort ‘verandagevoel’ voor de deur van woningen. In een healing environment spelen de zintuigen een rol. Architectuur als balsem voor de ziel. In een Maggie’s Centre moet je geen koel linoleum gaan leggen, dat gaat te ver van het gevoel af. Ik heb het ontworpen zoals ik zelf zou willen wonen, met veel natuurlijke materialen. Het gebouwtje in Groningen is heel duurzaam geworden, de afwerking met vrij eenvoudige houten beplating waarin de noesten nog zichtbaar waren. Het is wit gebeitst, het zijn levendige warme wanden. Textuur is dus belangrijk, materialen met tactiele kwaliteiten. Ook akoestiek en licht, evenwichtig verdeeld licht, hoofdzakelijk daglicht. In zorginstellingen zoals Heliomare en De Zeester heb ik, denkend aan het type gebruiker, gelet op een prikkelarme omgeving en kleuren die veilig doen voelen.
In Groningen heb ik grotere toiletten gemaakt, voor een patiënt die meer tijd nodig kan hebben. Het zijn eigenlijk bijna kamertjes, met een stoel en een daklicht. Een stoel in de badkamer, dat zie je in Engeland vaak. In Maggie’s Groningen kan een begeleider die de patiënt helpt dan even gaan zitten. Wel wat anders dan de wc die in Nederland standaard is, van 1.20 meter bij 80 of 90 centimeter. Daar kun je als bezoeker je tas niet eens neerzetten. Details zijn belangrijk. Voor kankerpatiënten kan aanraking met metaal een probleem zijn, dus heb ik deurkrukken van hout bedacht. Ze kunnen ook last hebben van te fel licht, dus dat moet je filteren. Dat heb ik met pergola’s gedaan die kunnen begroeien. De beplanting was voor mij heel belangrijk. Zoals het tuinontwerp van Piet Oudolf ook heel belangrijk is. Oudolf laat herfst en winter intreden in zijn landschap. Dat vind ik prachtig en hoort bij Maggie’s. Alle gevoelens mogen er zijn.”

Bakstenen gevels zijn uw handelsmerk. Hoe is dat voor u begonnen?
“Baksteen was in de jaren ’80 toen ik in Delft studeerde niet een materiaal waarmee je aan kon komen. Maar ik zag er veel in en ben tegen de stroom in gezwommen. De Bijenkorf in Rotterdam was voor mij een voorbeeld, met travertin gevelvlakken, van architect Marcel Breuer. Ik had gezien hoe mooi zulke geornamenteerde gebouwen verouderen, de gevels krijgen een soort patina. Zoiets wilde ik ook, maar dan op een andere manier met baksteen. Ik heb een metselcursus gedaan en ben vrij snel begonnen met pre-fab, om gevelpanelen te maken. Vakmanschap is verleden tijd, maar door beton met metselstenen in een kist te leggen kun je elk patroon maken, heel mooie patronen met texturen. Daarin ben ik me steeds verder gaan specialiseren.”

Amsterdamse School, oosterse patronen, patrijspoorten
Marlies Rohmer heeft baksteen breed ingezet. Ook bij andere gezondheidsinstellingen, zoals Heliomare in Heemskerk (2018) en De Zeester in Noordwijk (2007). En bij Fusion in Amsterdam (2009), multicultureel centrum met gebedsruimtes in de Transvaalbuurt. Hier refereren de metselwerkpatronen aan de Amsterdamse School en tegelijkertijd aan oosterse patronen. Bij woningbouw Leidsche Rijn (2022) zijn in levendige gevels golvende balkons met plantenbakken gemetseld. Die dienen op de begane grond ook als een soort afdak voor bewoners, een uitnodiging voor een zitje en contact op straat.
Heliomare sluit, door het baksteen en de eenvoud van het hoofdvolume, aan op de omringende gebouwen uit de jaren ‘60. Het patroon met twee kleuren baksteen verloopt van donker naar licht. Vervuiling op maaiveldniveau is op het donkere baksteen niet te zien.
Voor woonzorgcentrum De Zeester in Noordwijk heeft Marlies Rohmer 275 keramische patrijspoorten in de bakstenen gevel gezet. Een soort kijkgaten, voor contact met de buitenwereld. De rozetten verschillen allemaal iets in vorm en kleur en zijn handgemaakt door de gebruikers van het gebouw. Twee sporthallen aan de Violenstraat in Groningen (2015) kregen van de architect een spectaculaire welvende gevel in baksteen, die binnen indirect daglicht toelaat en het sportcomplex in de straat minder massief doet lijken. ‘s Avonds geeft het gebouw licht.

Duurzaamheid 
Voor de gevel van Maggie’s in Groningen zijn de bakstenen doormidden gezaagd en toegepast als strips om materiaal te beperken. De prefab beton/baksteen gevelelementen hebben een nano-coating en zullen mooi verouderen. Er is voor de gevel bewust niet gekozen voor hout omdat dat niet bestendig genoeg is. Milieuvriendelijke materialen gaan vaak helemaal niet zo lang mee, benadrukt Marlies Rohmer. ‘Als je het hebt over duurzaamheid, en het feit dat baksteenproductie minder duurzaam is, dan zeg ik: duurzaamheid kun je op veel manieren vertalen. Baksteen gaat veel langer mee.’ En het heeft karakter. Er is dus een belangrijk voordeel, zegt de architect: ‘Wat mooi is en goed blijft wordt veel minder snel gesloopt.’ Dat is dus duurzamer.