designers

Antonio Citterio

De gulden snede van Antonio Citterio

Hotels, wolkenkrabbers, meubels, kranen. De afgelopen 52 jaar drukte de Italiaanse architect Antonio Citterio zijn stempel op de designwereld. Op het gebied van keramiek was het lange tijd stil. Maar onlangs verraste de 75-jarige grootmeester met een collectie voor Duravit.

Wie wel eens in Milaan is geweest, is er mogelijk ongemerkt langsgelopen: het kantoor van Antonio Citterio. Al vijfentwintig jaar zetelt de beroemde architect op vijf minuten wandelen van de kathedraal, de grootste toeristische trekpleister van de stad. Een kwarteeuw geleden ontwierp hij het kantoor, dat ingeklemd wordt door oude gebouwen. Hij schetste de buitenkant, maar ook de vloeren, lampen en meubels.
Bij binnenkomst staren de maquettes van wolkenkrabbers in Bangkok, New York en Taichung je aan. Ze zijn ontworpen door ACPV Architects, het succesvolle architectenbureau dat Antonio Citterio 25 jaar geleden oprichtte met Patricia Viel. Maar dat is slechts het halve verhaal. Naast hotels, woontorens, ziekenhuizen en openbare gebouwen ontwerpt de Italiaanse grootmeester onder zijn eigen naam producten. Denk aan meubels voor B&B Italia, Vitra en Cassina. Keukens voor Arclinea, kranen voor AXOR, verlichting voor Ansorg en voor Flos. En onlangs de Aurena-collectie voor Duravit.

Ruimte
Het pand telt zeven verdiepingen. Zelf zetelt hij op de bovenste. Door het terras is het pand hier minder diep dan op de andere etages, maar daardoor juist extra licht. Aan de muren hangt hedendaagse kunst. De brede boekenplanken staan vol kunst- en architectuurboeken. Daarvoor staat zijn imposante, witte bureau. Aan de ene kant zit hij zelf. Aan de andere kant staan vier stoelen op een rij. Voor collega’s en gasten. Hier en daar zwerft een stapeltje boeken of schetsen. Op een van die stapels ligt de grote A3-map met de eerste presentatie van de Aurena-collectie voor Duravit.
“Meer ruimte en minder water,” duidt de architect het concept, terwijl hij de map openslaat en enkele schetsen laat zien. “Zelf had ik al jarenlang geen keramiek meer ontworpen, maar tijdens het inrichten van hotels verbaasde ik me erover dat de waskommen vaak relatief groot zijn ten opzichte van het resterende oppervlakte van badkamermeubels.”
“Dat is natuurlijk goed te verklaren uit het verleden. Vroeger wasten veel mensen zich in de badkamer in een ton. Hoe groter de ton, hoe meer water. Dat was een vorm van luxe. Maar tegenwoordig wassen we ons onder de douche of in bad. Zelf gebruik ik de waskom alleen maar om me te scheren, m’n handen te wassen en m’n tanden te poetsen. Drie dingen waar weinig water voor nodig is. Terwijl we wel steeds meer verzorgingsproducten gebruiken, waar ruimte voor nodig is. Daarom heb ik de ruimte die de waskom inneemt geminimaliseerd en ingeruild voor extra oppervlakte.”

Verhouding 
“Maar er zit ook een persoonlijk element in,” vervolgt de architect terwijl hij verder bladert. “In mijn eigen badkamer staat een mand naast de waskom, met daarin mijn scheer- en verzorgingsproducten. Ik hou van goed georganiseerde badkamers, want ik kan niet zo goed tegen chaos. Dus dat georganiseerde heb ik toegepast op het blad naast de waskom. Het telt meerdere vlakken waarmee je badkameraccessoires kunt structureren.”
Om de georganiseerdheid te benadrukken, ontwierp hij de badkamermeubels op basis van de gulden snede. Deze wiskundige verhouding van ongeveer 1,618 ontstaat wanneer een lijn zo wordt verdeeld dat de verhouding tussen het grotere en het kleinere deel gelijk is aan de verhouding tussen het geheel en het grotere deel. Voor de wiskundige leken onder ons: neem een stok en breek die in tweeën. Als je dit doet op basis van de gulden snede, is de verhouding van het lange stuk tot het korte stuk, hetzelfde als de verhouding van het lange stuk tot het hele stuk. Het is een veel beschreven en bediscussieerde verhouding die wordt gebruikt in de kunst en architectuur, maar ook voorkomt in de natuur.

Replica 
De architect stelde ook de materialen van het badkamermeubel ter discussie. In zijn oorspronkelijke voorstel staan onder meer zwarte kommen van keramiek op aluminium meubels en kommen van steen op keramieken bladen.
“De presentatie was een provocatie,” vertelt hij met een glimlach. “Het zorgde voor een licht schrikeffect aan tafel. Maar uiteindelijk is de collectie bijna een replica van de presentatie. En in navolging van het badkamermeubel heb ik bijpassende baden ontworpen, plus een toilet, een bidet en ovale spiegels.”
Inmiddels werken er meer dan tweehonderd werknemers in het architectenbureau ACPV Architects, dat inmiddels dertien partners kent. Omdat het kantoor al een tijdje uit zijn voegen barst en het monumentale centrum geen ruimte biedt om verder uit te breiden, hebben ze onlangs besloten om te verhuizen.
“Ik was liever gebleven”, geeft hij toe. “Ik wandel iedere ochtend van mijn huis naar kantoor, en zal die wandelingen ontzettend missen. Voortaan moet ik met de auto. Maar het is ook een markeringspunt. Ik heb hier 25 jaar gezeten. Nooit werkte ik zo lang achtereen op één plek. Het waren mijn meest productieve jaren en ik vermoed dat dit zo blijft. Ik ben nu 75, en hoewel ik hoop dat het anders is, is het niet reëel om te denken dat ik op mijn negentigste nog net zo scherp kan denken en werken als nu.”

Museum 
Vakblad DVW interviewde door de jaren heen meerdere design-grootmeesters. Vaak zijn ze op hun 75e nog steeds bevlogen, maar verkeren ze in zo’n geprivilegieerde positie dat ze hun grootste designdromen al hebben verwezenlijkt. Maar dat geldt niet voor Antonio Citterio: “Ik zou ontzettend graag een museum voor hedendaagse kunst ontwerpen”, verklaart hij zijn ultieme droom. “Ik heb het voorrecht gehad om ontzettend veel gebouwen te mogen ontwerpen. Maar bijna altijd met een commerciële functie. Musea zijn anders, die zijn bedoeld voor reflectie en verwondering. Toen ik jong was, reisde ik de wereld over om architectuur te bekijken. Als je jaren later reflecteert, zijn het de universiteiten, parlementen, kerken en musea die bijblijven. Dat zijn iconische gebouwen, ontworpen voor religie, bezinning of redenering. Gebouwen met een hoger doel.”

“Maar er is nog een reden,” besluit hij met een glimlach. “Als je voor iemand een gebouw ontwerpt, is dat gebouw van jou tót de cliënt de sleutel krijgt. Dan ben je het kwijt. Regelmatig loop ik langs een van mijn gebouwen. Best vaak zou ik even binnen willen lopen om een kijkje te nemen. Maar je kunt moeilijk zomaar aankloppen omdat je toevallig de architect bent. Bij een museum is dat anders. Dat zal misschien nooit helemaal van mij voelen, maar na de sleuteloverdracht kan ik wel op ieder moment van de dag een kaartje kopen en naar binnen gaan. Dat lijkt me zo’n rijk gevoel.”