designers

Cecilie Manz

Heel simpel en puur

Ze geldt al jaren als een van de meest toonaangevende designers van Denemarken. Maar ook internationaal krijgt Cecilie Manz steeds meer erkenning. Onlangs riep Maison & Objet haar nog uit tot ‘designer of the year 2018’. En zette ze een stempel op het merk Duravit.

Haar ouders deden in keramiek. Ze maakten huishoudelijke producten zoals serviezen, maar ook kunst en grote werken voor architecten. Als Cecilie had gewild, had ze het bedrijf waarschijnlijk kunnen overnemen, maar daar paste ze voor. Sterker nog; als tiener probeerde ze het juist te ontwijken en ze beloofde zichzelf dat ze nooit iets met keramiek zou gaan doen. Ze wilde schilder worden.
Inmiddels liggen de zaken anders. Een beroemd kunstschilder werd ze niet, wel een bekend ontwerpster. En drie jaar geleden, een kleine drie decennia na dato, verbrak ze haar belofte. Na een lange treinreis door de Zuid-Duitse bergen besloot Cecilie Manz dat ze een bad en wastafelmeubel zou ontwerpen. Van keramiek. De basis voor de Luv-serie van Duravit was gelegd.

Intuïtief
“Ik beslis altijd tijdens zo’n eerste gesprek of ik een opdracht aanneem”, blikt ze een paar jaar later terug. “Dat gaat vrij intuïtief. Als het gevoel goed is, vraag ik me twee dingen af: kan ik dit? en past het? Daarna zeg ik ja of nee. Ook bij Duravit speelde gevoel een rol. Je komt er aan met de trein, in die prachtige bergen rondom Hornberg. Je voelt de geschiedenis. Veel bedrijven zouden hun hoofdkantoor om praktische redenen verplaatsen, maar juist daarom houd ik van zulke ondernemingen.”
“Zo’n eerste ontmoeting is om meerdere redenen belangrijk. Dan is alles puur en fris. Dan sta je open en vaak ontstaat er direct een basisidee. Zo ging het ook met de Luv-serie. Daar in Hornberg tussen de bergen, zag ik een kom water voor me, op een eenvoudige tafel. Heel simpel en puur. Misschien kwam dat pure door de omgeving. We hebben ons honderden jaren op die manier gewassen, met alleen een kom water. Overal ter wereld, in elke cultuur.”

Warmer
Het basisidee komt het meest tot uitdrukking in het wastafelmeubel. De waskom heeft een wit glanzende binnenkant, maar de buitenkant een zijde­matte finish in wit, grijs of zandkleur. “Daar hebben we voor gekozen om het warmer te maken”, legt Manz uit. “Een badkamer moet hygiënisch en schoon zijn, maar daardoor krijg je snel de sfeer van een vier- of vijfsterrenhotel. Dat matte maakt het warmer. Het is een klein detail, maar het werkt. En het onderstel lijkt meer op een meubel dan op een badkamerkastje. Het zijn vormen en kleuren die je eerder in een woonkamer vindt.”
Het materiaal van de kom is vijf millimeter dik. Daarmee is het de dunste keramieken waskom die Duravit tot op heden op de markt heeft gebracht. En dat geldt ook voor het bad, dat randen heeft van twintig millimeter. Het ligbad sluit qua vorm aan bij de waskom en heeft ook een matte afwerking. En dan zijn er nog de spiegels met geïntegreerde dimfunctie en verwarming. Een verhaal apart: “In Denemarken ken ik niemand met zo’n spiegel. Misschien is het cultuurgebonden. Wat in andere landen wordt beschouwd als luxe, zien Denen misschien eerder als iets overbodigs.”

Kopenhagen
Het gesprek vindt plaats in ­Kopenhagen, waar het grootste gedeelte van het leven van Cecilie Manz zich afspeelt. Ze groeide op op ­Seeland, het grootste eiland van Denemarken (als je Groenland niet meerekent). Maar voor haar studie vertrok ze naar de hoofdstad. Naar de designacademie, want voor de kunstacademie werd ze uitgeloot. Het beviel haar beter dan gedacht. Na haar studie werkte ze heel even bij een ontwerpbureau in Helsinki, maar vier maanden later verhuisde ze terug naar Kopenhagen om voor zichzelf te beginnen.
In het begin huurde ze samen met een vriendin een kantoortje in de haven, destijds nog een achterstandswijk. Maar toen de fancy koffiebarretjes oprukten en projectontwikkelaars het voor het zeggen kregen, verhuisde ze. Dat ging zo door, tot ze op een leeg winkelpandje stuitte in het centrum van stad. Het werd een blijvertje, zoals ze het zelf omschrijft. Sterker nog: in de loop der jaren huurde ze steeds meer aangrenzende winkelpanden, zodat de teller nu op vier staat. Alle vier hebben ze een eigen voordeur.

Plannen
In het meest linker winkelpand staan de computers. Hier zitten haar vier medewerkers en meestal een stagiair. Ze werken de plannen uit die Manz verzint. In het pand ernaast is de werkplek. Hier worden de mallen en prototypes gemaakt. Niet met 3d-pinters, maar ouderwets met zaagtafels, snijmachines, cirkel­zagen, schuurmachines en vijlen. Alle medewerkers zijn hier weleens te vinden. Ook Manz zelf, die altijd een voorliefde heeft gehad voor handwerk. Ze kan zich niet herinneren dat ze ooit iets heeft ontworpen zonder een tastbaar prototype.
Bij voorkeur test ze de laatste prototypes eerst een paar weken thuis zelf uit voordat ze akkoord geeft voor productie. Al brak ze tijdens het ontwerpen van de Luv-serie met deze traditie: “We hadden onze badkamer kort daarvoor helemaal verbouwd, dus het voelde een beetje vreemd om die weer overhoop te halen. Mijn zoon opperde nog om het bad in de tuin te zetten, maar ik ga hem denk ik teleurstellen.”
In het derde winkelpand staat een vergadertafel. Hier worden klanten ontvangen en wordt soms geluncht. En het vierde winkelpand is van Manz zelf. Het is de meest stijlvol ingerichte ruimte. Op een van de tafeltjes ligt haar ingeklapte laptop. Ze gebruikt hem vooral om mailtjes te sturen. Op tafel liggen schetsboeken en blaadjes. De ladder die ze voor Nils Holger Moormann maakte, staat tegen de muur. Het was het eerste ontwerp dat in productie werd genomen en daarmee haar doorbraak.

Leer 
Meestal werkt ze aan vijf tot tien projecten tegelijkertijd. Vaak gaat het om erg verschillende zaken; van stoelen tot bluetoothspeakers. En van lampen tot kasten. Maar volgens Manz vindt er merkwaardig genoeg altijd een kruisbestuiving plaats: “Dan kijk ik terug naar de projecten waar ik in een bepaalde periode aan heb gewerkt en dan zie ik dat zowel de stoel als de boxen als de tas leer bevatten. Alsof de producten elkaar onbewust beïnvloeden.”
Onlangs werd ze door Maison & Objet uitgeroepen tot dé ontwerper van 2018. Het was de zoveelste erkenning voor de Deense designer. Haar Mikado-tafel is bijvoorbeeld opgenomen in de collectie van het MoMa. Maar ze merkt dat het haar steeds minder doet: “Zo’n internationale erkenning maakt je trots. En je moet een speech schrijven, dus dat is een mooi moment om je af te vragen waar je staat met je bureau. Maar aan het begin van je carrière zijn prijzen belangrijker. Dan maken ze écht een verschil. Er zit vaak geld aan vast, dus het hielp me letterlijk overleven.”