designers

Stefan Diez

Waterballon op spanning

De Duitse ontwerper Stefan Diez wordt gedreven door zijn zoektocht naar een circulaire economie. Zijn samenwerking met Kaldewei komt daar het dichtstbij in de buurt: “Maar het blijft een weg vol hobbels.”

Als hij wordt gevraagd naar de grootste misvatting over de circulaire economie antwoordt Stefan Diez: “Een circulaire economie is iets anders dan het recyclebaar maken van producten. Recyclen is het slechts denkbare eindpunt. Je hebt meer aan tijdloze producten die je bijna oneindig kunt repareren of hergebruiken. Pas daarna zou je recyclen van gebruikte materialen moeten overwegen als een laatste noodoplossing.

Hobbelig 
Het besef dat ons huidige economische model eindig is, heeft de Duitse ontwerper al langer. Waar mogelijk probeert hij zijn klanten in de richting van een meer circulaire economie te bewegen, of hun handelen op z’n minst duurzamer te maken. Door ze energiezuiniger te laten produceren, met minder fabrieksafval. Door productieprocessen te versnellen, zo min mogelijk verschillende materialen te gebruiken en ‘outside the box’-oplossingen aan te dragen. Als hoofd van de opleiding Industrieel Ontwerp aan de Universiteit van Wenen probeert hij ook de mindset van een nieuwe generatie ontwerpers te beïnvloeden. Maar Diez is de eerste om toe te geven dat het pad hobbelig is: “Wat mist, is een goed idee van hoe we de logistieke productieketen kunnen hervormen. Op dit moment produceert bijna iedereen op maat. Iets wordt ergens ter wereld gemaakt en via winkels of webshops naar consumenten verscheept. Maar wanneer iets kapot gaat, is er geen infrastructuur om producten terug te brengen naar de fabrikant. Liever zou je producten lokaal repareren. Maar hoe? Dit logistieke vraagstuk zullen we eerst moeten oplossen om een circulaire economie realistisch te maken.”

Kaldewei 
“Van al mijn partners is Kaldewei waarschijnlijk het verst en meest belovend,” zegt Diez, waarna hij een stilte laat vallen. “Ik moet nu goed op mijn woorden letten, want ik wil voorkomen dat we aan greenwashing doen. Natuurlijk werkt Kaldewei in een energie-intensieve industrie. Maar voor zover ik kan inschatten, is het een van de meest duurzame producenten in de sector. Ze maken alles lokaal en hebben als een van de weinige bedrijven in deze branche alles in eigen huis.”
“De baden zijn gemaakt van geëmailleerd staal; een unieke combinatie van staal en glas dat honderd procent recyclebaar is. Bovendien zijn de baden eenvoudig te repareren en te verven”, vervolgt hij. “Ze zijn er nog niet, maar ze hebben veel ingrediënten om op een organische manier naar een volledig circulair producerend bedrijf te groeien. Zeker als je het vergelijkt met fabrikanten die werken met keramiek.”

Oyo Duo
Zijn eerste samenwerking met Kaldewei resulteerde in het vrijstaande bad ‘Oyo Duo’. Het gaat om een dubbelwandige badkuip die relatief snel – en zonder handwerk – te produceren is. De ontwerper vergelijkt het bad graag met een waterballon die de grond raakt: “Alsof het bad is gevangen in het moment waarop de waterballon de vloer raakt en onder hoge spanning staat. En qua duurzaamheid boeken we ook progressie, want een dubbelwandig bad bestaat uit minder materiaal. Bovendien zorgt de holle binnenruimte voor warmte-isolatie.”
Ook ontwierp Stefan Diez de Kaldewei e15-collectie. Het gaat om meubels en accessoires die bij het bad passen: krukken, een bank, een voetplank, een handdoekenrek en een badbrug. Ze zijn gemaakt van geolied eiken. Daarnaast telt de collectie enkele zachte accessoires van leer.

Positiever 
Of de Duitse ontwerper positief is over de toekomst, hangt af wanneer je het hem vraagt: “Soms verbaas ik me over de snelheid van vooruitgang. Ik ben erg optimistisch over de ontwikkelingen op het gebied van hernieuwbare energie en ook op andere terreinen zijn er veelbelovende ontwikkelingen. Technologie kan koolstofneutraal worden, er zijn goede alternatieven voor katoen. En er wordt gewerkt aan plastic dat niet uiteenvalt in microvezels maar oplost in zee. Dat maakt me positiever dan drie jaar geleden. Zeker nu de Europese Unie producenten met wetgeving dwingt tot actie.”
Het zijn ontwikkelingen die hem sterken in de gedachte dat een circulaire economie haalbaar is, maar hij twijfelt of de mens de omslag daadwerkelijk gaat maken: “Mede door marketing-mechanismen zijn we verslaafd geraakt aan consumptie. Onze constante behoefte aan nieuwe spullen kan alleen geremd worden wanneer we onze ogen openen. Dat begint met kennis. Niet voor niks scoren de mensen met de minste opleiding vaak het hoogst op het gebied van overconsumptie en obesitas. Alleen kennis kan ervoor zorgen dat mensen inzien dat waarde niet ligt in spullen, maar in vrijheid, een schone omgeving en tijd met je dierbaren. Als we daarnaar gaan leven, is er hoop. Maar ik twijfel of het snel genoeg gaat.”

Pijn 
“En zo’n omslag zal pijn doen”, voorspelt hij. “Een duurzame, circulaire economie betekent dat er minder grondstoffen per persoon beschikbaar zijn. De transformatie naar een andere economie brengt bovendien hoge kosten met zich mee, waardoor producten nog duurder worden. De vraag is hoe die kostbare, schaarse middelen verdeeld worden. Dit verdelingsvraagstuk is onontkoombaar, maar daardoor niet minder pijnlijk.”
“Ook designers moeten kritischer worden,” steekt hij de hand in eigen boezem. “Het zou veel schelen wanneer mijn beroepsgroep bewuster omgaat met materialen en grondstoffen. Maar ik denk dat designers nog een stap verder moeten gaan en zich vaker moeten afvragen of we een nieuw product überhaupt nodig hebben. De vraag is hoe streng je voor jezelf bent. Als designer wil je dingen maken, maar als je eerlijk bent hebben de meeste nieuwe producten geen enkele toegevoegde waarde.”