Frank O. Gehry
Bouwkundig spektakel
Guggenheim Bilbao (1997) was de klapper die de Amerikaans-Canadese architect Frank O. Gehry wereldberoemd maakte. Het welvende en met glimmend titanium bedekte museum trok de Spaanse havenstad overtuigend uit het slop. Bilbao heeft inmiddels dankzij Guggenheim ruim 20 miljoen bezoekers ontvangen, goed voor meer dan 3 miljard euro aan omzet. Deze magneetwerking kreeg de naam ‘Bilbao effect’. Maar Bilbao is geen standaard formule, zei Gehry later. Het werd een succes door een combinatie: van omstandigheden, culturele ingrediënten, secuur beleid en dan nog een eigen draai van de architect die niet bang is van controverse.
Frank O. Gehry (1929) werd eind februari negentig jaar en is voorlopig nog niet uitgebouwd. Zijn verjaardag vierde hij in Berlijn in de door hem ontworpen en onlangs voltooide Pierre Boulez Saal: een concertzaal voortgekomen uit het ideaal om politieke tegenstellingen te overstijgen met muziek.
Van Gehry verrijst op dit moment ook kunstcentrum Luma Arles in Zuid-Frankrijk. Washington DC bestelde het Dwight D. Eisenhower monument bij hem, dat nu eindelijk wordt gebouwd na veel aanpassingen omdat behoudende Amerikanen moeite hadden met het ontwerp. Van de architect ligt op dit moment een groot plan voor winkelen woonruimte in Los Angeles dat op uitvoering wacht, 8150 Sunset. En ook nog een spectaculair plan voor Guggenheim Abu Dhabi. Dat had al jaren open moeten zijn maar werd door politieke gevoeligheden op de lange baan geschoven.
In de tussentijd zette Gehry in het Bois-de-Boulogne in Parijs zijn museum neer voor de Fondation Louis Vuitton (2014), dat door het bos lijkt te zeilen als een groep schepen. De baas van Louis Vuitton, Frankrijks rijkste man Bernard Arnault, wilde Parijs een buitengewone ruimte geven voor kunst en cultuur en ‘durf en emotie tonen door Frank Gehry de bouw toe te vertrouwen van een iconisch gebouw voor de 21ste eeuw’. ‘Het is een vat, een vis, een zeilboot, een wolk,’ zei een curator van Centre Pompidou, dat een retroperspectief wijdde aan Gehry’s werk.
Maar als het aan tegenstanders had gelegen, was dat museum in Parijs er nooit gekomen. Die vreesden verstoring van de historische groenzone en wonnen een rechtszaak tegen de bouw. De stad zelf ging in beroep omdat het de meerwaarde zag van het gebouw.
Gehry wist echt wel dat je ‘niet zomaar iets kon neergooien’ in het Bois-de-Boulogne. Een normaal gebouw kon het niet worden. ‘Want wat je daarmee ook doet, het blijft statisch, niet open voor interpretatie, het leeft niet.’ (The Independent, 2014). Hij vertelde aan dezelfde Britse krant dat hij ook bijval had gekregen van zijn beroemde Franse collega Jean Nouvel. Die zei over de tegenstanders: ‘Met hun kleine strak zittende kostuums willen ze Parijs op sterk water zetten. Dat is echt nogal zielig.’ Het museum is nu een enorme publiekstrekker.
‘Abonimatie’
Waar grote architecten bezig zijn, is kritiek. Luma Arles, Gehry’s kunstcentrum dat op dit moment in Frankrijk wordt voltooid, is door tegenstanders al neergesabeld als een ‘abominatie, vormloos en disfunctioneel’. Eerder werk is een verspilling genoemd van structurele middelen ‘door functieloze vormen die niets te maken lijken te hebben met hun omgeving’. Maar Gehry is zich terdege bewust van de context. Voor hem heeft Luma Arles juist alles te maken met de omgeving: het weerspiegelt de vorm en het omringende rotslandschap, dat Vincent van Gogh al 130 jaar geleden inspireerde. Het grote atrium aan de binnenkant van Luma houdt weer verband met het Romeinse amfitheater van Arles. Biograaf Paul Goldberger schrijft in The Life and Work of Frank Gehry (2015) dat vaak wordt gedacht dat de architect als een prima donna zijn ideeën doordouwt. ‘Maar dat is absoluut het tegenovergestelde van wie hij is’. Ja: Gehry heeft een groot ego, hij innoveert op een krachtige manier. Maar daar tegenover staat zelftwijfel. ‘Hij loopt voortdurend door allerlei onderdelen heen van een project [..] en staat heel erg open voor dialoog’.
Functie is voor Gehry ook zeer belangrijk, zegt de biograaf. ‘Voor hem doet het er toe waar de toiletten komen. En waar je binnenkomt en naar buiten gaat. Het is geen autocratische of willekeurige architectuur. Het is architectuur met een eigen formele taal. Met interesse voor het oplossen van problemen, niet alleen voor het maken van vormen. [..] Wat hij wel van een klant vraagt is fundamenteel respect voor en geloof in zijn werk.’
‘Then what?’
Voor Gehry zit de werkelijke waarde van een architect in het moment dat je denkt ‘then what?’ Zo zei hij het tijdens een TED Conference in 2008. ‘Dan heb ik goed naar de klant geluisterd, ben ik bezorgd geweest over de context, over de stad enzovoorts, maar: then what? Wat voeg je dán toe aan de stad? Die persoonlijke expressie interesseert me. Bilbao laat zien dat die persoonlijke uiting mogelijk is, terwijl je toch alles raakt van hoe het in de stad past.’
Zelf vergelijkt Gehry zijn manier van ontwerpen wel met vrije jazz waarbij je niet helemaal weet waar je uitkomt. ‘Het zweet kan me uitbreken, ik weet ook niet precies waar ik heen ga. Maar ik weet dat het uiteindelijk op zijn plaats zal vallen. Het is een gezonde onzekerheid. Toen Bilbao klaar was, zag ik eerst alles wat ik anders had kunnen doen, ook aan vormen. Zeven jaar later begon het resultaat me te bevallen.’
Vlak voordat Bilbao Guggenheim werd geopend, zag de architect zijn creatie glimmend in de zon. Hij bekende twintig jaar na opening aan de Britse krant The Guardian dat hij toen had gedacht: ‘What the fuck heb ik de mensen hier aangedaan?’ Maar hij had voldaan aan de vraag van de opdrachtgevers. Die wilden ‘het Sydney Opera House’ omdat hun stad stervende was. Gehry kon niks garanderen, alleen zijn best doen. Spectaculaire bouw was niet nieuw. Wél de combinatie van een gebied met laag aanzien en internationale kunst. Met Guggenheim als klinkende naam en een gebouw als een glanzend schip aan de oever van de rivier Nervion.
De wereld is nu wel gewend aan bouwkundig spektakel. Frank Gehry is grondlegger geweest en wordt gezien als vader van iconische architectuur. Grote collega-architecten vonden Bilbao ‘the greatest building of our time’. Gehry’s werk is hoog bekroond: nog vóór Bilbao de Pritzkerprijs (1989), daarna de AIA Gold Medal (American Insitute of Architects, 1999), Henry C.Turner Prijs voor innovatie in constructietechnologie (2007), in Frankrijk een Légion d’Honneur (2014) en in Amerika de Medal of Freedom (2016) uit handen van president Obama. Gehry heeft aan talloze universiteiten eredoctoraten.
Santa Monica
Veertig jaar geleden zette hij de toon door zijn eigen doorsnee woning spraakmakend te verbouwen in Santa Monica, Californië (1977). Hij voegde er uit-het-lood rechthoeken toe, scheef aflopende daken, treden naar de voordeur opgestapeld als ijsschotsen en verder materialen als golfplaat, triplex en harmonicagaas. Geen high tech maar ‘cheap tech’, inspiratie puttend uit Junk Art en met toepassing van ‘assemblagetechniek’. Gehry werkte als pionier van het deconstructivisme. Volgens de Vrije Academie ‘een architectuurstijl die teruggrijpt op het constructivisme van de jaren twintig en dertig. Door de formele taal van het modernisme te ‘deconstrueren’ komt men tot een nieuwe, vaak gefragmenteerde vormentaal’.
Deze invloed was terug te zien in het huis in Santa Monica. Voor een binnenvloer gebruikte Gehry asfalt al werd dat warm in de zomer, de ramen stonden niet recht, de plafonds waren diagonaal en transparant voor ruimtelijk effect en licht in huis. Ook in de badkamer boven wilde hij licht en dus maakte hij er gewoon een gat, legde daar een glazen ruit op en kitte die af. Werk in wording was voor hem ‘poëtischer dan voltooid werk’. Het huis in Santa Monica was zijn manifest en oplossing voor ‘balans tussen fragment en geheel, rauw en verfijnd, nieuw en oud’.
Natuurlijk laaide de controverse op door die aanpak in een burgermanswijk waar de American Dream werd gedroomd. Gehry’s huis zag er uit als een bouwplaats. De buren haatten hem. Hij is er heel lang blijven wonen.
VIS IN DE BADKUIP Gehry werd in Toronto (1929) geboren met de naam Frank Owen Goldberg, als zoon van een Russisch-Joodse vader en een Pools-Joodse moeder. Frank was een creatief kind, aangemoedigd door zijn grootmoeder. Op de huiskamervloer bouwden ze futuristische stadjes van houtresten uit de bouwzaak van zijn opa. Hij tekende met zijn vader, die hem een dromer vond en geen grote dingen verwachtte. Zijn moeder introduceerde hem in de wereld van kunst en spoorde aan. Oma ondertussen liet thuis vis in de badkuip zwemmen tot die de pan in ging. Het hardnekkige verhaal wilde dat Gehry daaraan zijn latere voorkeur voor visvorm in ontwerp had overgehouden, maar dat heeft hij tegengesproken. Hij vond dat als je op het verleden terugviel voor inspiratie je veel vérder terug moet gaan dan de gebruikelijke klassieke zuilen: dan maar meteen terug naar de vis, een oervorm van 300 miljoen jaar geleden, lang voordat de mens bestond.
De familie verhuisde in 1947 van Canada naar Californië. Na de middelbare school was architectuur een ingeving; daarop studeerde hij in 1954 af aan de University of Southern California. Gehry was toen al getrouwd met zijn eerste vrouw, Anita Snyder. Zij zou hebben aangedrongen op het veranderen van hun achternaam. Gehry leek qua woordvorm op Goldberg. Een grafische oplossing voor een donkere kwestie. Eerder ondervonden anti-semitisme zou mede een aanleiding zijn geweest voor de naamsverandering.
Met zijn eigen gezin verhuisde de jonge architect naar Harvard om er stadsplanning te studeren. Het onderwerp beviel hem: ‘Stadsbouw in een democratie is interessant. Het creëert chaos, want iedereen doet zijn eigen ding.’ Terug in Californië werkte hij voor de Oostenrijkse architect Gruen, die als pionier winkelcentra ontwierp, shopping malls met voetgangersgebieden. Gehry werkte als planoloog en architect ook in Boston en Atlanta en bracht een periode door in Parijs. Na terugkomst opende hij in Los Angeles zijn eigen bureau Frank O. Gehry & Associates (1962), dat nu Gehry Partners LLP heet.