starchitecten

Sir David Adjaye

‘Architectuur is een sociale daad’

Zoals zo vaak bij beroemde architecten is het verhaal van Sir David Adjaye er een van de overtreffende trap. Time Magazine plaatste de Brits-Ghanese architect in 2017 op de wereldlijst van de honderd meest invloedrijke mensen. Datzelfde jaar sloeg de Britse koningin hem tot ridder. Nu ontvangt Adjaye van de vorstin de hoogste Engelse architectuuronderscheiding, RIBA 2021. Deze Royal Gold Medal wordt uitgereikt aan een individueel of groep met belangrijke invloed op de vooruitgang in architectuur.
Adjaye, al veelbekroond, heeft studio’s in Londen, Accra en New York en zet sinds een kwart eeuw steeds prominentere gebouwen neer – tot in Rusland toe. In Washington DC was hij hoofdontwerper van het symbolisch zo belangrijke museum van Afrikaans-Amerikaanse geschiedenis en cultuur (NMAAHC, 2016). Dit kroonvormige pand is gebouwd naast de Obelisk en vlakbij het Witte Huis, op het laatst beschikbare perceel aan The Mall waar meer musea staan als onderdeel van het Smithonian onderwijs- en onderzoekscomplex. NMAAHC is bekleed met 3600 uitgesneden panelen van aluminium met een bronslaag. De dichtheid van het patroon op de panelen kan worden gereguleerd om licht te temperen, en het filigrein is een historische verwijzing naar West-Afrikaans en Afrikaans-Amerikaans vakmanschap. Een museum met een boodschap, zegt de architect. ‘Het Afrikaans-Amerikaanse verhaal gaat over het hebben van empathie van een cultuur voor een andere cultuur.’ Internationale jury’s bekroonden het ontwerp onmiddellijk, onder meer omdat het helpt herinneren ‘dat design de meerzijdige dialoog mogelijk maakt en het heersende politieke standpunt kan aanvechten’ [Design Museum, Londen 2018].

Adjaye won de ontwerpcompetitie voor Washington van reuzen als Norman Foster en Moshe Safdie. Het project voerde hij uit in samenwerking met de Freelon Group en Davis Brody Bond, de architecten van het National 9/11 Museum en Memorial in New York. Adjaye zei over zijn ontwerp ‘dat er zoveel aanvallen op waren dat het soms als een bloedbad voelde’. Maar hij kreeg ‘voor negentig procent’ zijn zin. ‘En dat is voor architectuur pretty damn great’.
Omdat nieuwbouw in hoogte niet mag overheersen in het strak ontworpen machtscentrum van Washington, ging Adjaye de diepte in. De bezoeker wordt van duisternis naar licht geleid, naar de ondergrondse ‘oculus’ in het hart van het gebouw: de bezinnings- en herdenkingsruimte, waar licht en water naar beneden stromen. Aan de muur hangen uitspraken van Nelson Mandela over vrijheid, en van Martin Luther King over het vechten voor gerechtigheid ‘totdat het stroomt als een machtige rivier’.
David Adjaye, die met NMAAHC zelf ook wilde bijdragen aan meer onderling begrip in het door tweedeling geteisterde Amerika, is nu een stad verderop bezig aan grote luxe. Zijn eerste wolkenkrabber in het financiële district van New York (130 William, Manhattan) is al een mijlpaal, maar met vijf prestigieuze appartementen op de bovenste etages vloog hij tot nog grotere hoogten, samen met Aston Martin. Deze producent van luxe auto’s leverde uit eigen Home Collection materialen, textiel en meubels – en Adjaye verwerkte het bronskleurige autologo in donker design-behang. De prijzen van de appartementen en penthouses lopen van vier tot elf-en-een-half miljoen dollar. De koper krijgt er dan wel een auto bij: een door Adjaye ontworpen Aston Martin DBX, uit een beperkte oplage. ‘Een werkelijk unieke signatuur die onze twee disciplines vermengt’, zegt de architect, die als ontwerper ook samenwerkt met meubelfabrikant Knoll.

‘Showman’ 
Uitspraken inbouwen van Nelson Mandela en Martin Luther King, versus penthouses voor de rijksten: BlackEntrepreneur had het jaren terug al over Adjayes ‘overwogen benadering om de behoeften te begrijpen van het district wat door ieder gebouw wordt bediend, en respect voor integratie in de bestaande locatie’ [black-entrepreneurprofile.com, 2009]. Een Britse krant haalde Adjayes eigen uitspraak aan: ‘Je moet een showman zijn. Je moet meer doen dan je werk. Je moet het laten zien. Niemand geeft je tien miljoen als je je bekwaamheid niet demonstreert.’ De krant noemde ook Adjayes eigen vergelijk ‘een Robin Hood praktijk’ te zijn, met onderscheid in aanpak voor armen en rijken [The Independent, 2011].
Op zijn website zegt David Adjaye nu dat architectuur een sociale daad is: ‘Het gaat over het maken van gebouwen die hun geschiedenis bevestigen en begrijpen, er ondertussen iets totaal nieuws van maken, om gemeenschappen naar hun toekomst te begeleiden.’
Toen de architect hoorde dat hij de hoge RIBA-onderscheiding zou krijgen, voegde hij toe: ‘Voor mij gaat architectuur altijd over het creëren van schoonheid om alle volken wereldwijd gelijkelijk te versterken, en bij te dragen aan de evolutie van het ambacht. De sociale impact was en blijft de leidraad bij mijn experimenteren.’
Dat architectuur mensen moet dienen concludeerde hij al vroeg. David Adjaye (1966) werd geboren in Dar es Salaam, Tanzania. Zijn vader was diplomaat en dit betekende dat er vaak verhuisd werd, voor het gezin naar Londen kwam. David was toen negen jaar; hij had al gewoond in Egypte, Jemen en Libanon. In Londen werd hij zich bewust van ongelijkheid. De school van zijn minder-valide broer Emmanuel was verwaarloosd en inefficiënt. David studeerde architectuur en begon na te denken over hoe er voor deze groep betere voorzieningen konden worden gecreëerd.

Wereldburger 
Adjaye studeerde in 1993 in Londen af aan de Royal College of Art. Maar de grondslag lag in Afrika en dat is een rode draad gebleven. In Benin, Nigeria, bouwt de architect op dit moment een museum voor West-Afrikaanse kunst, in Niger een herdenkingsteken voor slachtoffers van terrorisme, in Ghana werkt hij aan een kathedraal en herinrichting van de oever van Accra. Voor Nigeria ontwierp hij vijf jaar geleden de Alara Concept Store (Lagos, 2016), volgens hem waarschijnlijk de eerste signatuur- en lifestyle winkel in West-Afrika. Hij liet er een industriële vormen op los, binnen met hoge ruimten en zwart beton, buiten met rood beton. ‘Het concept is een viering van ontwerptalent.’
Als jongvolwassene ontwikkelde hij zijn ‘Adjaye Afrika Architectuur’: een jarenlang lopend project waarmee hij grootstedelijke architectuur onderzocht. Hij zag tijdens deze ontdekkingstocht in hoe weinig hij eigenlijk had geweten over het continent en dat dat zeker ook gold voor zijn collega’s. Adjaye analyseerde ruim 50 Afrikaanse steden en keek naar wat Afrikaanse architectuur was, en kon zijn. Hij observeerde er ‘alternatief modernisme’, zoals ook Azië en Zuid-Amerika daar hun eigen versie van hadden: ‘Een regionale manier van bouwen, beïnvloed door het klimaat en ongelooflijke geografie en geologie.’ Tegen de door sommigen gehanteerde omschrijving van hem als ‘Afrikaanse architect’ verzet Adjaye zich. ‘Ik heb een genetische verbinding met het continent [..maar] ik ben minder geïnteresseerd in die definitie dan in de manier waarop ik in de wereld kan produceren’. [BBC, Dream Builders, 2014].

Portugal en Japan 
Vermenging van culturen en disciplines is een sleutelbegrip bij het ontwerp van David Adjaye. Daar droegen ook reizen naar Portugal en Japan aan bij. In Portugal ontmoette hij de vooraanstaande architect Eduardo Souto de Moura, die later de Pritzker-prijs zou ontvangen – internationaal de hoogste architectuuronderscheiding. Deze architect liet Adjaye de kern zien van materialen, en Portugal bracht hem vakmanschap bij en ‘ambachtelijke charme’. Souto’s invloed – en zijn strakke rode beton – is onder meer terug te zien in Adjayes kunstcentrum Ruby City in Texas (San Antonio, 2019).
Japan liet Adjaye de conceptuele architectuur ontdekken van Toyo Ito, de eenvoud en grote leegten van het beton-ontwerp van Tadao Ando (beiden ook weer Pritzker-prijs winnaars), het gedachtengoed van modernist Kenzo Tange, en van Yoshio Taniguchi die in 2004 het Museum voor Moderne Kunst MoMA in New York opnieuw inrichtte. Adjaye volgde in Japan lessen in Japans boeddhisme die ook duidelijker maakten hoe architectuur werd aangepakt buiten Europa.
David Adjaye vestigde zijn bureau in Londen in 2000, aanvankelijk werkend aan privé-opdrachten, studio’s en woningen voor kunstenaars. Onder andere voor Chris Ofili, de schilder die net als kunstenaar Damien Hirst deel uitmaakte van de geruchtmakende Young British Artists (YBA), de vernieuwende kunststroming van de jaren ‘80 en ‘90.
Adjaye heeft Londen inmiddels voorzien van dozijnen ontwerpen. De eerste stedelijke opdracht was de Idea Store in White Chapel (2003-2005), vallend onder Tower Hamlets – historisch gezien niet de beste wijk van Londen. Opdracht van de gemeente was drempelverlaging in de wijk voor betere toegang tot informatie. De architect liet het multifunctionele gebouw, met bibliotheken en educatieruimten, aansluiten bij de omgeving en het leven buiten: een straat met veelkleurige marktkramen en grotere gebouwen. Dit ontwerp werd genomineerd voor de RIBA Stirling prijs.
Uit deze tijd stamt ook Adjayes aanpassing van het Nobel Peace Center (2005) in Oslo. Het al bestaande gebouw werd door hem opnieuw ingericht, met toevoeging van nieuwe structuren en een spectaculaire luifel. Voor het café (Café de la Paix) kreeg Chris Ofili opdracht voor de muurschildering. Adjaye zegt over het resultaat: ‘Welke benadering ook werd gebruikt, het doel bleef hetzelfde: het creëren van een krachtige aaneenschakeling van ervaringen die het werk illustreren van het Vredesprijs-programma.’
Een eerste opdracht volgde in Amerika: het Museum voor Hedendaagse Kunst in Denver (2007), met diep tot in het gebouw doordringend daglicht. Hij bouwde weer een bibliotheek, de Francis A. Gregory Library in Washington DC (2012). Het gebouw kreeg scherp geometrische vormen en reflecterend spiegelglas en bovendien een laagdrempelige open structuur om het cultuurgoed toegankelijk te maken. Voor Boston ontwierp hij een kunstcentrum, voor New York een museum voor hedendaagse kunst.

Obstakels 
Er waren obstakels. In 2009 worstelde Adjayes bureau om het hoofd boven water te houden; door de financiële crisis waren opdrachten weggevallen, onder meer in Azië. Adjaye stak, naar verluidt, veel eigen geld in zijn bedrijf en luisterde naar het advies dat hij ooit kreeg van een directeur. Die had gezegd: concentreer op wat je het beste doet.
Adjaye ontwierp aldus voor Moskou de Skolkovo school voor management (2010). Hij stapelde alle functies: werk- en recreatieruimten, kantoren, een studentenaccommodatie, een restaurant en een vijf-sterren hotel en gaf ze een spectaculaire geometrie en kleur: blauw- en goudtinten. In Harlem, Manhattan, verrees zijn Sugar Hill woon/werk complex (2015) dat ook weer meteen werd bekroond. Ook hier stapelde de architect functies: sociale woningbouw, openbare en culturele ruimten. De opdracht was om met een moderne versie aan te sluiten bij de ‘Gotische revival-rijtjeshuizen’ in de omgeving. De gevel bekleedde hij met betonnen panelen, die hij voorzag van een grafietlaag met rozenreliëf om licht te reflecteren; het donkere gebouw licht op in de zon. Het rozenreliëf verwijst naar het omringende Rose district.
In Abu Dhabi is David Adjaye opnieuw betrokken bij vermenging van disciplines en culturen. The Higher Committee for Human Fraternity – ondersteund door de kroonprins van Abu Dhabi – gaf hem de opdracht voor het Abrahamitische Familiehuis: een verzameling religieuze ruimten, een moskee, een synagoge, een kerk en een seculier paviljoen. Vlakbij staat het nieuwe Louvre van de Franse architect Jean Nouvel. Het Familiehuis is bedoeld voor inter-religie, dialoog en uitwisseling; de seculiere ruimte is het centrum waar ‘alle mensen met goodwill als één bij elkaar kunnen komen’. De tuin is een verbindende factor. ‘Een krachtige metafoor, een ‘safe space’ waar gemeenschap, verbinding en beschaving worden gecombineerd.’ Niet de geringste ambitie, en opnieuw een bijdrage aan de grootste dialogen.