starchitecten

Tadao Ando

Leegte en lichtend beton

Tadao Ando’s architectuur heeft Japan diep in zich – geometrie, eenvoud, grote leegte, lichtval en muren die ruimte afbakenen opdat de geest kan groeien. De omschrijving die de veelbekroonde architect over zichzelf aan de wereld presenteert is even sober als zijn bouwkunst. Dit is wat we van hem moeten weten:
‘Tadao Ando, geboren in 1941, is een van de beroemdste hedendaagse Japanse architecten. Zijn werk wordt gekenmerkt door grote vlakken van onversierd architecturaal beton in combinatie met houten of stenen vloeren en grote ramen. Actieve natuurlijke elementen, zoals zonlicht, water en wind, zijn typerend opgenomen in zijn stijl. Hij heeft veel opmerkelijke gebouwen ontworpen’.
De voorbeelden die hij zelf dan geeft zijn: Row House (Osaka 1976), Church of the Light (Osaka 1989), Pulitzer Foundation for the Arts (St. Louis 2001), Modern Art Museum of Fort Worth (Texas 2002), Chichu Art Museum (Naoshima 2004), 21_21 Design Sight (­To­kio 2007), Punta della Dogana (Venetië 2009), Chateau la Coste (Aix-en-Provence 2011) en Poly Theater (Shanghai 2014). En, bijna terloops, Bourse de Commerce, nu in Parijs. Aan opsmuk doet Tadao Ando niet. Het effect van zijn architectuur is vergeleken met de Japanse haiku, een kort, niet-rijmend gedicht met de zintuiglijke ervaring van de dichter als basis. Ook bij de haiku wordt schoonheid versterkt door leegte.

De grote lancering in juni is uitgesteld, maar zodra het kan gaan de deuren open van een nieuwe kunstruimte in Parijs: de Bourse de Commerce. Dit historische beursgebouw is door Tadao Ando spectaculair onder handen genomen, in opdracht van kunstverzamelaar en zakenman François Pinault. De kleuren van de fresco’s onder de oorspronkelijke binnenkoepel van de Bourse zijn duizelingwekkend. Door de glazen koepel stroomt het Parijse licht met bakken uit de hemel. Het licht – altijd al Ando’s handelsmerk – dringt door in de binnenruimte, die is afgezet met ­beton: een grote cilinder, negen meter hoog en met een middellijn van bijna dertig meter. Beton is sinds zijn vroegste tijd het belangrijkste materiaal van de architect. Hij heeft door een uitgekiende mix een zijdezachte betonvorm ontwikkeld die bekend is geworden als ­typisch ‘Ando’.
Zijn cilinder in Parijs vormt de kern van expositie- en andere ruimten. Een cirkel in een cirkel. Voor Ando symbolisch voor het oneindige, ‘een onbegrensd potentieel’. ‘Waar je je bij het binnenkomen wel moet afvragen waar je bent, of je in het verleden stapt, het heden of de toekomst. En daardoor ook wie je bent.’ (Pinault Collection, 2019). Een gebouw voor kunst gaat voor de Japanner verder dan wat er aan de muren hangt. Voor verzamelaar Pinault maakte Ando in Venetië eerder al kunstruimten in Palazzo Grassi (2006) en de Punta della Dogana (2009), een historische douanepost. Ook in deze gebouwen combineerde hij de oude buitenvorm met messcherpe geometrie binnen: een betonnen kubus, een lichtende driehoek. Voor hem zijn de tegenstellingen tussen het oude en het nieuwe een dialoog, die de ziel symboliseert van architectuur.

Hout en boksen
Tadao Ando is de helft van een tweeling. Zijn ouders besloten hem zonder zijn broertje te laten opgroeien bij zijn grootouders, die niet ver van de haven van Osaka woonden. Zijn grootmoeder, naar wie hij is genoemd, leerde hem vast te houden aan zijn overtuigingen zolang die logica bevatten. Leren ging hem beter af buiten school. Als jongen dwaalde hij vaak over straat en land. Op zijn veertiende zag hij een jonge timmerman zo opgaan in zijn werk dat die laatste vergat te eten – de toewijding maakte indruk op Ando. Van een timmerman tegenover hun huis leerde hij werken met hout; hij maakte scheepsmodellen, vliegtuigen en mallen. Hij bokste en begon op zijn achttiende tempels en andere gewijde plekken te bezoeken, ook theehuizen elders in Japan. Een traditionele architectuuropleiding volgde hij niet. Er wordt gezegd dat hij door zelfstudie in één jaar net zoveel leerde als architectuurstudenten in vijf jaar. Dat leverde hem later hoogleraarschap op aan prominente universiteiten in Japan, en ook onder meer in Amerika en Londen.
‘Ik studeerde architectuur door echte gebouwen te bezoeken, en er boeken over te lezen,’ zei Ando. Dit werd geciteerd in een biografische beschrijving toen hij in 1995 de Pritzker-prijs had gewonnen. Hij vertelde dat hij al jong had gezien ‘hoe bomen groeiden, veranderden door hoe de zon op ze viel en hoe dat de kwaliteit van het hout veranderde. Ik ging er het absolute evenwicht door begrijpen tussen een vorm en het materiaal waarvan het is gemaakt. Ik ervoer de innerlijke strijd die samengaat met het als mens willen maken van vorm.’ (The Hyatt Foundation/The Pritzker Architecture Prize, 1995).
Het werk van Le Corbusier had de aandacht getrokken van de jonge Japanner. Ook dat van Ludwig Mies van der Rohe, Alvar Aalto en Louis Kahn. Van Frank Lloyd Wright had Ando op zijn zeventiende in Tokio het Imperial Hotel bezocht. De lage donkere gang die uitkwam in een reusachtige ruimte bleef hem bij. Volgens hem had Wright dat gebruik van ruimte geleerd van Japanse architectuur. Omgekeerd beïnvloedden Europa en de Verenigde Staten Ando’s eigen denken. Hij bezocht er in de jaren zestig grote bouwwerken van de westerse beschaving. In Pennsylvania zag hij Wrights gebruik van water rondom architectuur. Klaterend water, hoorbare natuur. Door Marseille was hij al in de ban van hoe Le Corbusier beton gebruikte. En van architectuur, als geheel, in relatie tot het leven van de mens. Hij concludeerde dat vorm en materiaal op zich niet genoeg waren, maar dat het ging om de interactie met de gebruiker. Nog voor hij dertig was, vestigde Tadao Ando een bureau in zijn eigen stad Osaka (1969), hoewel de algemene veronderstelling was dat je als architect in Tokio moest zijn om het te maken.

Paraplu
Azuma House of ‘Row House’ (Osaka, 1976) was zijn eerste belangrijke project en is een meesterwerk genoemd. Het is een klein woonhuis in een arbeiderswijk op een grondoppervlak van nog geen zestig vierkante meter Van buiten is het een simpele rechthoekige doos met één enkele deur. Binnen zorgt een open patio voor lucht en natuurlijk licht. De lichtval in het ontwerp van Ando wordt beschouwd als ‘typisch meditatief en introvert’. Maar de Japanner haalt er ook bewust de natuur mee in huis.
Op de begane grond van Azuma House scheidt de ­patio de woonkamer van de woonkeuken en de badkamer. Op de verdieping verbindt een loopgang (brug) boven de patio slaapruimten in voor- en achterzijde van het huis. Dat je dus een paraplu nodig kunt hebben om naar de wc te gaan, vond de architect ondergeschikt aan het beleven van de elementen: de wind te kunnen voelen, de hemel te kunnen zien. In grote privacy, tenslotte kan van buiten niemand naar binnen kijken. Door het buitensluiten van het publieke leven en het rumoer op straat kan de natuur dankzij de binnenplaats niet alleen doordringen in het huis, maar ook in de geest van de gebruiker.
Tadao Ando geloofde dat deze bouwvorm de bewoner ruimte bood voor persoonlijke ontwikkeling en de maatschappij kon veranderen. Hij won met Azumo House meteen een grote Japanse architectuurprijs. Het ontwerp, zei hij, gaf een beeld van zijn architectuur. ‘In zijn simpele maar rijke ruimtelijke compositie, in zijn uitdrukking van omheining, en door de manier waarop licht karakter geeft aan leefruimten.’
Ook Koshino House (1980–1984) bouwde hij volgens dit principe, en ook weer in beton, in de heuvels voor een bekende Japanse ontwerper. Ando: ‘Het doel was een huis waarin de kracht van de natuur penetreert en opvalt door volslagen zuivering van de architecturale elementen.’ Door het compleet afscheiden van de buitenwereld en afwezigheid van versierselen worden de zintuigen scherper.

Kerk van het licht
Toen kwam de Kerk van het Licht. Die opdracht kreeg Ando op hetzelfde moment als de Water Chapel (1988), een trouwkapel in mooie natuurlijke omgeving bij Hokkaido. De architect plaatste de kapel in spiegelend water met daarin een groot kruis. De Kerk van het Licht (1989) was als project wel wat anders: kleinschalig voor Osaka en op een heel laag budget. ‘Met dat budget kon alleen een simpele doos worden gebouwd.’
Over hoe daar een heilige plaats van te maken voor mensen die komen bidden, moest de architect een jaar nadenken. Het budget was zo minimaal dat een koelinstallatie of verwarming niet mogelijk waren. Het was halverwege de bouw zelfs nog even de vraag of er wel een dak op kon: misschien moest het wel helemaal ‘openlucht-aanbidding’ worden. Maar het lukte net, met dat dak. Verder was het alleen kaal beton met kerkbanken van onafgewerkt hout. ‘Absoluut zonder verdere versierselen een naakte ruimte, tot de limiet gereduceerd.’ ­Tadao vond toch een oplossing voor het goddelijke ­accent, even goedkoop als geniaal. In de betonnen voorwand maakte hij twee inkepingen in de vorm van een kruis. Het licht davert erdoor naar binnen en werpt een felle kruisvorm op de vloer.

Onovertroffen charme
De architect had al woonhuizen gebouwd die bleven staan tijdens aardbevingen. Vanaf de jaren negentig volgde het ontwerp voor musea en tentoonstellingsgebouwen. Het Vitra-conferentiepaviljoen in Weil am Rhein (1993), musea in Japan zoals het Hyogo Kunstmuseum (Kobe, 2001). Ando plaatste inmiddels glas als een tweede huid om zijn beton, ook toegepast bij de Langen Foundation en in Texas voor het Fort Worth museum voor moderne kunst. Niet alleen voor betere klimaatbeheersing in het gebouw. ‘Ik wilde een architectuur creëren van onovertroffen charme met alleen glas en beton, de twee materialen die de twintigste eeuw vertegenwoordigen.’ Het Fort Worth Museum (2002) staat dichtbij het Kimbell Art Museum, gebouwd door de Amerikaanse architect Louis Kahn die al door een jonge Ando werd bewonderd.
De Japanner zette in Chicago een voormalig bakstenen appartementengebouw, Wrightwood 659, om tot kunstruimte; de eerste tentoonstelling in 2018 werd gewijd aan hemzelf en de invloed van Le Corbusier op zijn werk. In China is in Shunde zojuist zijn He Art Museum – of HEM – voltooid, met ronde verdiepingen en binnen een dubbele helix als trap. Het had al open moeten zijn, maar ook hier gooide de pandemie roet in het eten. He Art Museum was een opdracht van miljardairszoon en fabrieksdirecteur He Jianfeng. ‘He’ in Chinese tekens betekent harmonie, evenwicht en verbinding: door Ando gebruikt als uitgangspunt voor het ontwerp.
In zijn thuisland Japan steekt in Sapporo (2015) een enorme Boeddha zijn hoofd net uit een heuvel die door Ando werd toegevoegd en met lavendel beplant – de Boeddha stond er al vijftien jaar, maar had aankleding nodig. Meer een landschapsproject, maar natuurlijk ook weer met het handelsmerk van de architect: een cirkel van licht boven het hoofd van de Boeddha, een stralenkrans die de bezoeker ziet als hij na een tunnel van veertig meter omhoog kijkt naar het enorme beeld. Het licht wordt geleverd door de hemel erboven.